Leerkrachten

Op het Hygieaplein 1968. Wie weet de namen nog?

Concierge Reitz en zijn leerkrachten in 1965, foto Henk Pelgrom.

Van linksboven: Henk Sweers, Cees van der Linden, Conciërge Reitz, Mies Boeke-Wils, Hans Peter van Manen, “Miss” Heleen Cox, Dhr.Nijhuis, Dick van Romunde, Mw.Spijker, Harrie Emmelot, Nelle Amons en Mw.Nijkerk. Onderste rij van links Mw.Veenhof, Mw.Hezemans, Jannie Möller, Mw.Horst, Mw.Henriëtte de Boer-van Geer en Marijke Heintz.

Dominique Borowski 35 jaar Geert Groote school

‘Voor mij geen fijnere school’

Na een loopbaan van 35 jaar bij het Geert Groote College Amsterdam sluit docent Dominique Borowski nu haar laatste schooljaar af. We blikken met haar terug. Haar kinderwens kwam uit, maar de liefste juf van de wereld werd ze niet.

Tekst Laura Jansma 2018.

“Zelfs bij het nakijken van de schriften dacht ik dit jaar: dit is de laatste keer. Terwijl ik vaak genoeg mopperde als ik bij mooi weer met stapels nakijkwerk zat.” Dominique lacht om zichzelf. Afscheid nemen van het lesgeven, de leerlingen, haar collega’s: het is geen makkelijke opgave.

Gedresseerde lammetjes

“Ik wilde de liefste juf van de wereld zijn. Maar dat kán helemaal niet!” Bij haar eerste les, 46 jaar geleden, was ze amper twintig jaar oud en moest nog eindexamen doen op de Pedagogische Academie. Achteraf gezien wat overmoedig, ging ze daarnaast tijdelijk aan de slag bij de Amsterdamse Catharina School. “Een juf ging trouwen. In die tijd stopten vrouwen dan met werken. Ik zou haar tot de zomervakantie vervangen. Voor ze vertrok kwam ik kijken in de klas. De kinderen zaten er als gedresseerde lammetjes bij. ‘Dat ga ik anders doen’: dacht ik. Na drie weken hingen ze in de gordijnen. Ik schaamde me enorm. Wat was ik blij toen mijn tijd daar voorbij was.” 

Tas weg, plezier weg

Met het diploma op zak, ging Dominique in 1973 aan de slag bij de LHNO/MHNO in Zaandam: de vroegere huishoudschool. Daar werkte ze met plezier, tot het eind van het derde jaar. “Bert en ik gingen ergens eten. Ik liet mijn tas met eindexamens in de auto staan. Bij terugkomst zag ik gelijk: het linnen dak van onze lelijke eend was open geweest. Tas weg! Dit was het allerergste wat me in mijn werkleven is overkomen. Al pakten school, ouders en leerlingen het goed op. (In die tijd kon je je spullen doorgaans veilig in de auto laten.) De leerlingen mochten van de Inspectie de twee examens precies hetzelfde overdoen. Toch bleef ik me opgelaten voelen. Ik werkte nog één jaar op de school. Maar het plezier was weg.”

Twee pagina’s theorie

In 1977 lagen de banen in het onderwijs niet voor het opscheppen. “In de zaterdagkrant stond één advertentie: de Geert Groote School in Amsterdam zocht een leerkracht ‘met affiniteit met de vrije school’. Ik had nog nooit van de vrije school gehoord… In een pedagogieboek van mijn man (Dominique’s echtgenoot zat ook in het onderwijs) waren er twee pagina’s aan gewijd. Het sprak me aan: het liefdevolle voor de opgroeiende mens, het aanspreken van de hele mens, het denken, voelen en willen. Bij de huishoudschool was ik vooral met eindexamens -met denken- bezig. Dat was niet waarvoor ik in het onderwijs was gegaan! Ik wilde ook knutselen, tekenen, zingen, spelletjes doen…” Dominique wilde daarom ook weer naar het basisonderwijs.  

Eyeopener van het eerste uur

“Ik heb in die periode heel wat traantjes gelaten thuis”, vertelt ze lachend over haar eerste jaren bij de Geert Groote School op het Hygiëaplein. “Ik had niet verwacht dat sommige kinderen in mijn klas zó vrijgevochten zouden zijn. Zelfs de moeders drukten me op het hart dat ik streng moest zijn.” Ze had gelukkig een goede begeleider. “Zij zei: ‘De kinderen hangen aan je lippen als je verhalen vertelt. Begin de dag daarmee.’ Haar advies gaf me zelfvertrouwen om mijn liefde voor verhalen vertellen in te zetten. Als je een verhaal vertelt, verandert de sfeer in de klas gelijk. Aan de lichaamstaal van de leerlingen zie je of het spannender of juist rustiger moet. Je wordt met z’n allen één.”

Voorliefde voor verhalen

“De verhalen, die zo sterk verbonden zijn met het vrijeschoolonderwijs, hebben mijn leven verrijkt. De Griekse mythologie, het Finse epos Kalevala, het Gilgamesj-epos: ze leren ons zoveel over leven en mens-zijn. Alle levensthema’s komen erin aan bod: eenzaamheid; je gelijke niet vinden; onsterfelijk willen zijn; onze verhouding met de natuur…” Als kind had Dominique al een voorliefde voor verhalen. “Ik was een lezer en vooral gek op sprookjes, waarvan ik de diepere betekenis aanvoelde.” Haar favoriete sprookje? “Assepoester. Het meisje dat niet gezien wordt, dat juist zoveel te bieden blijkt te hebben. Dat spreekt me aan. Als melancholisch mens zie je altijd glashelder wat beter kan, je bent je eigen criticaster. Voluit glanzen kan niet.” Dominique vertelt hoe ze op de academie geïnspireerd raakte door de bevestigingsleer van Anne Terruwe. “Door mensen aan te spreken op hun kwaliteiten, groeit hun eigenwaarde en ontwikkelen ze zich. Dát wilde ik als leerkracht doen.”

Zogenaamd gepraat

Dominique groeide op in Landsmeer en Tuindorp Oostzaan, in een katholiek gezin met vijf kinderen. Wat voor kind en leerling was ze zelf? “Ik hield van leren en was meegaand. Eén keer was ik stout. In de zesde klas verliet de juf even de klas: ‘oh wee, als ik jullie hoor praten’. Toen ze terugkwam, dacht ze mij gehoord te hebben. Ik moest bovenaan mijn proefwerkblaadje ‘gepraat’ schrijven, maar schreef uit protest ‘gepraat zgn’. Daarna voelde ik me zó brutaal, dat ik eronder gebukt ging. Ik biechtte het op bij de juf. Ze geloofde dat ik niet had gepraat.”

Juffen die haar inspireerden

Vanaf haar achtste jaar droomde Dominique ervan onderwijzer te worden. “Mijn juf zat een romannetje te lezen wanneer wij aan het rekenen waren. Dat leek me heerlijk! Ook vond ik het leuk om krullen te zetten.” (Met zelfspot: “Dat vind ik nog steeds.”) Twee juffen waren achteraf voorbeelden voor haar. “Op de kleuterschool had ik eerst een juf voor wie ik bang was. Die kon ineens naar achterin de klas glijden om daar een leerling bij zijn oor te grijpen.” Toen er in haar dorp een katholieke basisschool kwam, ging ze daar naartoe. De juf dáár was totaal anders: “Die zei dingen als: ‘hé, je hebt je grapjas aan’. Mijn moeder naaide mijn jurken zelf, een geblokte noemde ik mijn schaakjurk. Als ik die droeg, zei de juf: ‘Heb je je schaakjurk weer aan!’ Door die persoonlijke zinnetjes voelde ik mij gezien. Mijn juf van de zesde klas was zo’n lieverd. Héél vriendelijk en zacht. Maar streng als het moest.”

Sjekkies roken in de klas

Ze was de eerste in haar familie die na de lagere school doorleerde. Ze ging naar de mulo. “Dat was in onze kringen heel bijzonder. Ik hield van leren en kwam mijn schooltijd fluitend door.” Op de Pedagogische Academie ging een wereld voor haar open. “Een toptijd. Pedagogie is zo’n boeiend vak. Ik ontmoette gelijkgestemden met wie ik diepgaande gesprekken had en ontdekte het uitgaansleven. Het is nu onvoorstelbaar, hoe we daar -docenten én leerlingen- sjekkies rokend in de klas zaten.”

Gedeelde passie

Bij Café Nol in de Westerstraat, waar Dominique op 22-jarige leeftijd toevallig eens was, leerde ze Bert kennen. “Hij keek heel stuurs. Ik vond hem niet leuk. Een tijd daarna was ik op de bloemenmarkt. Ik vroeg bij een kraampje hoe je het plantje Venushaar moest verzorgen. Bert bleek achter me te staan en zei tegen de verkoper: ‘Pak maar in, die krijgt ze van mij’. Niet lang daarna gingen we samen eten. Toen bleek hij hetzelfde vak te hebben en hadden we zoveel te bespreken!” De gedeelde passie voor het onderwijs is altijd gebleven. “Bert gaf Nederlands bij het Sint Nicolaas Lyceum. Hij is sinds tien jaar met pensioen. Hij wil nog elke dag mijn verhalen horen en kent mijn hele klas. Hij weet hoe belangrijk mijn werk voor me is en heeft me daarin altijd gesteund.” Bert en Dominique wonen in Landsmeer. Ze hebben een zoon en een dochter van 35 en 33 jaar. 

De vrije school

“Gaandeweg groeide ik in het vrijeschoolonderwijs. Pas als het deel van jezelf is geworden, kun je het in praktijk brengen. Ik vind het altijd fijn om de lessen met spel te beginnen. Dat brengt licht en klaarheid in de klas, en geeft plezier. Ja, méér speelsheid wens ik de wereld toe. Ik had me geen fijnere school kunnen voorstellen dan deze. De basis die ik hier vond: het menselijke en de liefde voor het opgroeiende kind. Dat je de periodelessen steeds opnieuw vorm moet geven, is intensief, maar je blijft je erdoor ontplooien. Deze school is voor mij persoonlijk goed geweest. En ik denk ook wel dat ik de kinderen wat heb kunnen meegeven.”

Zevende en achtste klas

Met haar benedenbouwklassen ging ze vroeger mee tot en met de zevende en soms de achtste klas. Die lesstof vond ze leuk. Daarom besloot ze vijftien jaar terug om in de middenbouwklassen les te blijven geven. Over het periodeonderwijs wiskunde is ze bijzonder enthousiast. “Ik wil kinderen graag eerst de schoonheid van de geometrische vormen laten ervaren. Dat is de voorwaarde om het vak later met plezier te kunnen beoefenen.” Haar stokpaardje is de ontwikkeling van puberhersenen. “Door je daarin te verdiepen, ga je het soms onbegrijpelijke pubergedrag snappen.”

Zevende klassers vroeger en nu

“Kinderen van nu zijn heel open en vaak goudeerlijk. Je kunt fijne gesprekken met ze hebben. Je merkt dat ze in een overlegcultuur worden grootgebracht. Dat vind ik heel positief. Wel is de vrijpostigheid soms groter. Als leerlingen tegen mij praten alsof ik ook een twaalfjarige ben, ga ik daarmee niet akkoord. Kinderen van nu hebben het heel druk buiten school. Ze komen na het weekend soms moe op school. Hebben hun huiswerk niet gedaan, omdat het ‘te druk’ was. En dan die mobieltjes. In de pauze zijn ze alleen daarmee bezig. In de les moet er dan worden bijgepraat. Deze generatie leerlingen moet zoveel, ze hebben zo’n gevuld bestaan. Er is geen tijd om al die prikkels rustig te verwerken. Dat maakt hun leven veel gecompliceerder. Kinderen hebben hierin meer bescherming nodig. Dit is een maatschappelijk probleem.” 

Italiaans leren in Italië

Hoe ziet haar leven er volgend jaar uit? Dominique kijkt moeilijk en zegt dat ze nog geen idee heeft. Al snel blijken er al best veel plannen te liggen. Zo wil ze Italiaans leren (liefst in het land zelf) en taalles geven aan vluchtelingen. “Het is fijn om meer tijd samen met Bert te hebben. We gaan in de zomer naar Portugal. In oktober gaan we op Mallorca fietstochten maken. Ook hebben we plannen om naar de Baltische staten en Thailand te gaan.” Ze blijft betrokken bij het GGCA. “Ik blijf wat klusjes doen. Zo wil ik nieuwe docenten graag op weg helpen met de periodelessen wiskunde.” Maar eerst deze laatste dagen van het schooljaar. “Met weemoed en dankbaarheid neem ik afscheid. Ik zal de leerlingen en mijn fijne collega’s missen.”

Interview Laura Jansma www.studiowolkenkrabber.nl

================================================================

Over een jonge wiskundeleraar

Bertus Olie moet vlak in de buurt van de Dam op een zoldertje hebben bewoond. Hij stapte nl. op de Dam in onze tram, lijn 24. En lag dan altijd ongeveer languit op de tramhalte op de grond, met zijn rug tegen de tram-paal, alsof hij slaap in te halen had. (Wat misschien ook wel zo was). Zodra de tram naderde stond hij op en zwierde hij zich naar binnen. Maar dan had hij niet ontbeten. Zijn ontbijt kreeg hij van mij, want ik vertelde aan mijn moeder dat Bertus had gezegd dat hij altijd te laat opstond om te ontbijten. Ze had zo met hem te doen, dat ik elke dag een paar boterhammen extra mee kreeg van mijn moeder als ontbijt voor Bertus. Daar was hij superblij mee. Toen hij weg ging van school ondernam hij een fietstocht door Noord-Afrika, zelfs richting Sahara. Maar Menno Rotermundt en ik waarschuwden hem, dat zijn fiets niet deugde. Die hebben wij toen in de trein mee naar Hilversum genomen waar Menno en ik woonden en hebben die fiets helemaal uit elkaar gehaald, opgeknapt en zelfs opnieuw geschilderd. Hij heeft zonder panne in Noord-Afrika rondgefietst en toen hij terug was kregen Menno en ik als dank een boekje met gedichten van Nescio. Dat heb ik tot op de dag van vandaag nog ergens in mijn boekenkast staan. Those were the days!

Ruud Gersons.

Schoolreis 1966 klas 12 Zeeland

Sweers

Er zijn weinig echtparen die zo hecht betrokken zijn geweest bij de Vrije Schoolbeweging als Henny en Henk Sweers. Henny (geboren in 1919), stond bijna veertig jaar voor de kleuterklas van de Geert Groote School in Amsterdam en Henk (1908) gaf hier jaren les in de onderbouw in Grieks, Latijn en Frans. Jarenlang was dit enthousiaste echtpaar het boegbeeld van de school; reden om hen in dit jubileumjaar 1998 eens op te zoeken en te vragen hoe het allemaal zo gekomen is.

Interview door Karel Wasch (*1951) uit: 75 jaar vrije scholen in Nederland – sept. 1998

Talent            Nadat Henny heeft gezegd: “Begin jij maar te vertellen, want jij was er het eerst”, gaat Henk er goed voor zitten en steekt van wal.

Henk “Nadat ik bij de Jezuïeten op het gymnasium had gezeten, wilde ik monnik worden bij de Benedictijner orde en mij wijden aan gebed, contemplatie en meditatie. Ik had veel bewondering voor de mensen daar, vooral voor de abt, maar hun gedachten over hel en verdoemenis, lichaam en geest, kon ik niet aanvaarden. Dus trad ik uit de orde.

Mijn vader kon me wel begraven, maar mijn moeder was blij dat ze haar zoon weer thuis had. Hierna kwam ik terecht in Parijs op de Tekenacademie en kreeg les van de beroemde beeldhouwer Zadkine. Het ging helemaal niet slecht, hij vond zelfs dat ik talent had. Maar ik moest geen kunstenaar worden, zei hij, want ik zou mezelf toch niet kunnen verkopen. Dat “Hopla, jetzt komm Ich”, heeft me inderdaad niet zo gelegen.”

Bijzondere ontmoeting   Na deze artistieke periode studeerde Henk vier jaar voor arts, maar constateerde tot zijn teleurstelling dat de filosofie achter de medische wetenschap niet aan bod kwam. Henk “Het leek meer op een slagersvakschool dan op iets anders. Eén van de professoren zei dat ik me maar met de filosofische aspecten bezig moest houden als ik huisarts was geworden en tijd over had. Dat deed wat mij betreft de deur dicht. Dus ook daar hield ik toen mee op.

Ik heb mijn hele leven enorm van muziek gehouden, dus ging ik toen musicologie studeren. Uiteindelijk kwam ik terecht op het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Ze hadden daar iemand nodig, die het archief  ´Volksmuziek´ wilde beheren en ik kreeg die baan in de schoot geworpen. En daar ontmoette ik Henny.

Tijdens het luchtalarm in de Tweede Wereldoorlog vluchtte iedereen naar de schuilkelder. Ik dacht “Als er een bom op m’n hoofd moet vallen, valt ie toch wel.” In plaats van naar de schuilkelder ging ik toen naar boven, naar de telefooncentrale. Daar zat een schat van een meisje, als enige, op haar post.”

Henny: “Ik dacht ook, als er een bom op m’n hoofd moet vallen, valt hij toch wel. Dus ik bleef boven, terwijl iedereen naar beneden is gevlucht. Al spoedig nam Henk mij aan als secretaresse, hoewel ik het tussen de meisjes van de telefoon erg gezellig had. Maar ik rol altijd van het ene in het andere en ik was snel gewend aan de representatieve functie van secretaresse.”

Het vogelnestje     Nadat Henny en Henk vlak na de oorlog kort op het Zonnehuis (heilpedagogisch instituut) hebben gewerkt, komen ze op de Vrije  School in Amsterdam terecht.

Henk: “Een kennis had Henny gevraagd om daar kleuterjuf te worden en mij werd gevraagd om Latijn en Grieks en Frans te geven. In de benedenbouw wel te verstaan, dat was toen nog gebruikelijk.”

Henny: “Ik stapte in op de spirituele achtergrond, maar vreemd was het wel. Opeens stond ik voor de klas.”

Waren de kinderen in die tijd anders dan de kinderen van tegenwoordig?

Henny: “Ze waren in die tijd veel dromeriger. Als we naar een park gingen, liepen ze allemaal achter mij aan, handjes aan het touw als een sliert. We gingen dan in de natuur spelletjes doen, liedjes zingen, de eendjes bekijken: als  in een droom.

Ik heb in de loop van de tijd wel gemerkt dat kinderen veel onrustiger werden en vroeger wakker zijn. Maar ze zijn ook weerbaarder.”

Henk: “Vroeger nam ik weleens in de derde klas kinderen mee in een oud Renaultje, om ze het nestje te laten zien dat een vogel in onze vensterbank bouwde. Om de beurt mocht er een groepje mee. We waren dan heel stil aan het kijken. Later ontmoette ik eens een oud-leerling en die zei dat hij zich bijna niets van de school herinnerde, behalve dat vogeltje op onze vensterbank. Ik weet niet of je ze daar nu nog warm voor krijgt!”

Goed observeren 

Hoe waren de omstandigheden op school zo vlak na de oorlog?

Henk: “We kregen geen rijkssubsidie in het begin. Een van de leerkrachten sliep op de grond, want die was door zijn bed gezakt en had geen geld voor een nieuw. Iedereen was arm.”

Henny: “Het kon ons niets schelen, we hadden zoveel idealen. En we ontmoetten heel bijzondere mensen: de pioniers van het Vrije Schoolonderwijs. We zien het nog steeds als een geschenk, die mensen gekend te hebben.”

Henk: ”Zadkine had het al gezegd, verkopen kan ik mezelf toch niet!”

Hebben jullie nog aan een bepaalde leerling een herinnering, of aan een bepaald moment?

Henny:  “Ik had een blind meisje in de klas en dat deed met alles mee. Op een gegeven moment zei één van de kleuters tijdens het schilderen: “Juffie, de rood is op!” Vraagt dat blinde meisje: “Juffie, wat is rood?” Dan ben je even alles  kwijt. Ik heb iets gezegd van “die kleur is warm, die komt naar je toe”, maar verder kon ik geen woorden meer vinden.”

Henk: “Tijdens de Franse vaklessen in andere klassen, sprak ik altijd alleen maar Frans tegen de kinderen. Opeens zegt een jongetje op het schoolplein, toen hij mij Nederlands had horen praten met een collega: “Verrek, de Frans spreekt ook Nederlands!”

Welke eigenschappen moet een Vrije School leerkracht hebben volgens jullie?

Henk: “Ik wel een gezegd, je moet iemand die komt solliciteren vragen: “Komt u voor een betrekking of houdt u van kinderen? “  Als hij zegt dat hij van kinderen houdt, dan moet je hem de kans geven het te proberen.”

Henny: “Moeilijk te zeggen. Maar je moet wel heel goed kunnen observeren: Wat zijn het voor kinderen en wat willen ze en wat zijn de ouders voor mensen?”

Hoe kijken jullie naar de toekomst van de Vrije School?

Henny: “Uiteindelijk zullen steeds meer mensen inzien, dat de school een ontmoetingsplek moet zijn, waar jonge zielen elkaar weer kunnen tegenkomen.”

Henk: “Ik denk dat het steeds meer noodzakelijk wordt, dat het onderwijs kunstzinnig en spiritueel is. En dat men oog houdt voor iemands mogelijkheden, ook op cognitief gebied.”

Henny: “Verwatering is ongewenst, vernieuwing zinvol.”

We praten nog even over de laatste schooldag van Henny. Eigenlijk had ze toen al een jaar langer gewerkt dan officieel was toegestaan, maar in 1985 was het dan zo ver.

Henny: “Het afscheid van school was een geweldig feest met taart en toespraken. Maar voor mij was het niet het eind van alles, want ik was al weer ergens anders ingerold.

In Memoriam

Op 5 oktober 2019 is in Driebergen Claartje Wijnbergh overleden. Zij werd 95 jaar. Clara Maria Wijnbergh-Behrend heeft veel betekend voor de Internationale Vrije school gemeenschap. Zij was lange tijd leerkracht aan de Geert Groote School in Amsterdam. Daar richtte zij de eerste Tobias School voor speciaal onderwijs op. In 1984 vertrok zij naar Zuid-Afrika, waar zij zich vooral inzette om ook voor zwarte kinderen Vrije school onderwijs mogelijk te maken. Samen met Truus Geraets richtte zij in 1987, in een zwerverskamp bij Johannesburg, waar mensen in autowrakken wonen, de Inkanyezi Waldorfschool op. 30 jaar later is deze Waldorfschool met 360 leerlingen de grootste Waldorfschool in Zuid-Afrika. Haar zonnige karakter en aanstekelijke enthousiasme hebben veel kinderen en volwassenen in Afrika en Nederland geïnspireerd. Ook voor de portefeuillehouders van het Internationaal Hulp Fonds was zij en lichtend voorbeeld.