Brochure Geert Groote School 1949

Ook deze brochure van de Geert Groote School in 1949 is waarschijnlijk een uniek exemplaar. Interessant om te lezen over de grondbeginselen van het Vrijeschool onderwijs in die tijd.

Met dank aan de familie de Haan voor het beschikbaar stellen.

Op het spreekuur van de Geert Groote School

                                                   Gesprek tussen bezoeker en leraar.

“Bij het aangaan van uw school zag ik zojuist zowel peuters van een jaar of drie  als tieners. U heeft blijkbaar kinderen van alle leeftijdsgroepen.”

“Ja, wij hebben kleuters van 3 tot en met 6 jaar (speelschool), een lagere school die 8 klassen omvat, en een middelbare school”.

“Zijn de klassen naar leeftijden ingedeeld?” 

“Zeker, daaraan hechten wij veel waarde.”

“Er werd mij gezegd, dat er op de Vrije Scholen zelfs geen zittenblijvers zijn, is dat zo?”

“Inderdaad. De hoofdoorzaak van het zittenblijven is bij een groot percentage niet een gebrek aan intellectueel vermogen. Ieder kind heeft een eigen ontwikkelingstempo. Er zijn zeer veel gevallen, waarin een kind, dat in de derde of vierde klas zou blijven zitten, in de zesde of zevende klas zijn achterstand heeft ingehaald en makkelijk mee kan komen. Hierdoor blijven een dergelijk kind vele moeilijkheden bespaard. Door het zittenblijven wordt het kind uit de omgeving van zijn leeftijdgenoten gehaald, om niet te spreken over de minderwaardigheidsgevoelens, die er het gevolg van kunnen zijn.”

“Maar hoe doet u dat dan?”

“Onder andere door klassikaal periodeonderwijs.”

“Wat voor voordelen biedt dit dan?”

“Het onderwijs in lesuren kent voortdurende onderbrekingen. Daardoor wordt het voor een kind dat langzaam is, moeilijk een goede verhouding tot de behandelde stof te vinden. Het periode-onderwijs biedt niet slechts aan dit kind een gelegenheid  tot ontplooiing, maar evenzeer aan het vlugge kind. Dit krijgt de kans tot het uitwerken van bijzondere taken.”

“Uw onderwijs is dus niet slechts bedoeld voor kinderen die op andere scholen moeilijk meekomen?”

“Dat is een belangrijk punt. Nee. Onze scholen zijn geen scholen voor het moeilijke kind. Dat daaromtrent soms een verkeerde opvatting heerst, is te wijten aan het feit, dat wij nog wel eens kans zien kinderen op te nemen, die het onderwijs op andere scholen niet kunnen volgen. Dit is echter slechts mogelijk in een geval, waar volgens ons oordeel sprake is van intellectuele indigestie, van tijdelijke ontwikkelingsstoornissen, die pedagogisch te genezen zijn of van een zeer eenzijdig temparament. Werkelijk moeilijke gevallen nemen wij  n i e t  op.

“Hoe tracht u de eenzijdigheid van een temperament te corrigeren?”

“Het is onze ervaring, dat het uitstekend kan zijn, om twee kinderen met hetzelfde temperament naast elkaar te zetten. Dit klinkt op het eerste ogenblik misschien wat vreemd, maar het kind, dat zijn eigen eenzijdigheid in zijn buurman weerspiegeld ziet, begint zich daartegen te verzetten en geneest langzamerhand zichzelf.”

“Dit klinkt mij wel aannemelijk. Maar toch zal het vlugge kind met mooie cijfers thuiskomen en het langzame wellicht met slechte.”

“Wij geven geen cijfers. Cijfers zeggen niets over de individuele prestaties van het kind en geven zeker geen inzicht in zijn ontwikkelingstoestand. Onze kinderen krijgen aan ’t eind van ieder schooljaar een uitgebreid getuigschrift. Dit tracht een beeld te geven, niet alleen van zijn vorderingen, maar ook van zijn innerlijke ontwikkeling.”

“Hoe kan een leraar zo’n beeld geven als hij het kind maar een jaartje kent?”

“Bij ons gaat de klassenleraar van de eerste tot en met de achtste klas met de kinderen mee.”

“U  stelt aan de leraar dus wel zeer hoge eisen?”

“Zeer zeker. Met de gewone bevoegdheden komt een Vrije School leraar hier niet ver.”

“Legt u dat eens uit.”

“Wel, om een voorbeeld te geven, leerboekjes worden bij ons haast niet gebruikt….”

“Waarom niet?”

“Omdat wij trachten te appelleren aan de scheppende vermogens van het kind. Dit eist, dat de leraar zelf alle leerstof creatief verwerkt”.

“Eigenlijk moet een leraar bij u ook een kunstenaar zijn.”

“Ja, werkelijke pedagogie is kunst.”

“Nu begrijp ik waarom de kunstzinnige vakken een zo belangrijke plaats in uw onderwijs innemen. Ik zou hier graag nog iets meer over horen.”


“Aan de kunstzinnige vakken, zoals euritmie, muziek, schilderen, boetseren, handwerken en handenarbeid wordt inderdaad bij ons de grootste zorg besteed. Hierbij is niet het uiterlijke resultaat het belangrijkste, maar de beoefening. Want voor ons is de kunst ook een psychisch vormende factor in de pedagogie. Zij is het element, dat hoofd en hand verbindt.”

“Ik voel aan wat u bedoelt, maar ik zou graag uw school eens rondgaan en een kijkje nemen in de praktijk.”

“Hoewel wij dit gewoonlijk niet graag toestaan, vindt ik dat wij in dit bijzondere geval een uitzondering mogen maken. Komt u maar mee.”

                                                                       *

Blz 3, 4 en 5                                                   Geert Groote School 1949.

De tekst is op een paar plekken gemoderniseerd, RvS.