Zo borst, wat moet dat daar?
Leerkracht (in 1998) beschrijft zijn kennismaking met de Geert Groote School:
Tijdens de vroege jaren vijftig, toen ik als probleemgeval van het Openbaar Lager Onderwijs de Geert Groote School was binnen getuimeld, werden wij herhaaldelijk gewaarschuwd voor de gevolgen van het luisteren naar de radio. Je ziel zou immers, gevangen in het netwerk van de klanken die zo’n kreng uitstootte niet alleen onvrij worden, maar unieke vermogens verliezen. En dat nog wel zonder dat je daar erg in had. Dat de school waarop ik als derdeklasser was beland anders was, was ook zonder dit voorbeeld van absurde leerstelligheid iedereen duidelijk.
Mijn kennis verdampte Ouders van vriendjes in de straat waar ik woonde, keken mij meewarig na omdat ik de Geert Groote School bezocht en daar fluit speelde en euritmisch op de klanken van Schubert voortbewoog, Franse liedjes zong en nooit huiswerk hoefde te maken. Mijn reeds aangelegde basiskennis van rekenen en grammatica verdampte al snel en aldus zou ik volgens omstanders onherroepelijk mislukken in het leven.
Om het allemaal nog nadrukkelijker te maken had ik, als enige uit de wijde omgeving van mijn thuis, ’s middags meestal vrij. Terwijl leeftijdsgenootjes niet beter wisten dan dat het keurslijf van het onderwijs uit van negen tot twaalf en van twee tot vier bestond. Driemaal in mijn schoolcarrière ben ik ’s middags op straat dan ook aangehouden door een politieagent per rijwiel, die toen nog alle tijd had om scherp in de gaten te houden of de schaarse wielrijders wel hun hand uitstaken bij het ronden van een hoek, of er niet op de stoep werd gefietst en of loslopende jongetjes niet spijbelden.
“Zó borst, wat moet dat daar? Waarom zit jij niet op school?”
Eénmaal heb ik zelfs ten burele moeten uitleggen, dat mijn school de dingen anders benaderde. Ongeloof was daarop steevast mijn deel. “Kijk eens aan. En hoe heet die bijzondere school van jou dan wel?” Na telefonische verificatie bij ouders en schoolleiding (jawel!) mocht ik, hoofdschuddend nagestaard, weer de straat op. De geur van achterdocht die door de dienders werd uitgewasemd, bleef lang in de lege straten hangen.
Zonder meer heilig Tijdens mijn aannamegesprek op de vreemde school was ik door een mysterieus glimlachende leraar van Nederlands-Indische afkomst gewezen op een foto van Rudolf Steiner die, gevangen in een loodzware gegutste houten lijst, naar mij keek met een blik waarvan de peilloze ernst als een vaag vermoeden tot mij doordrong. “Kijk maar eens goed”, zei de leraar plechtig, “dat is Rudolf Steiner. Hij is de grondlegger van deze school. Nu kan ik je nog niet over hem vertellen. Maar misschien zul je later de behoefte voelen om later met zijn levenswerk kennis te maken.”
Dat Rudolf Steiner in de ogen van mijn zegsman op zijn minst een heilige was, behoefde geen nadere uitleg. De school was dankzij de inspiratie die dat portret verpersoonlijkte, in het naoorlogse Nederland een subversieve colonne. De leraren waren pioniers die, zo bleek later, toen op school in de jaren zestig de bom barstte, zich zoveel hadden moeten ontzeggen dat zij hun sociale en morele reserves tenslotte volledig hadden opgestookt.
Halfblote meiden Thans, als leraar nog met het oog op de dagelijkse van die zelfde school, vraag ik mij wel eens af hoeveel collega’s van toen zich in hun graf zouden omdraaien. Naar mijn overtuiging zijn het er heel wat. En dat niet alleen omdat de radio inmiddels geen thema meer is. Zelfs het minstens even hardnekkkige verzet tegen de televisie is goeddeels achterhaald. Bijna even radicaal als het verzet tegen school op zaterdag.
Wat zouden mijn oude leraren ervan denken? In ieder geval zouden zij zich wezenloos schrikken bij het zien van bijvoorbeeld het computerlokaal, waar ook ik enthousiast voor heb geijverd. Of bij het zien van de mondigheid, de snedigheid en het zelfbewustzijn van de wereldwijze leerlingen van tegenwoordig. Zij zouden helemaal van hun stokje gaan in de toneelzaal, bij de half blote meiden van klas twaalf tijdens een uitvoering van de musical ´Cabaret´.
Zo’n mijmering levert een interessante winst-, en verliesrekening op. Dat Rudolf Steiner zeker na de perikelen in de media over vermeend racisme niet meer a priori als onaantastbaar of onfeilbaar wordt beschouwd, is ongetwijfeld vooruitgang. Maar daarmee is de devote grondhouding van weleer voorgoed onmogelijk geworden. Anderzijds krijgt de hooggestemde sfeer van vroeger, afgezet tegen het haast pornografisch cynisme van onze informatica-cultuur, waarin het primaat van de economie ons ook als Vrij School met beide benen op de aarde dwingt (en de illusie opwekt dat we dat zelf in vrijheid gewild hebben), op zijn minst een nostalgisch tintje.
Probleemgeval-af In ieder geval zijn de angsten (of heimelijke wensen) van de moeders van mijn vriendjes, die bijna allemaal met dikke schooltassen en zorgelijke gezichten naar het gymnasium moesten, niet uitgekomen. Tenminste, bij mij niet. Wellicht mede door het kunstzinnige element op die school, raakte ik geleidelijk probleemgeval-af.
Hoewel er in alle schooltypen leerlingen slagen en falen komt het in Vrije Scholen iets vaker voor dat leerlingen die weinig kans meer lijken te maken, daar uiteindelijk hun unieke spoor vinden. Met of zonder radio of televisie. Die karakteristiek is, in weerwil van het zo radicaal gewijzigde beeld dat een Vrije School in vergelijking met vroeger jaren oplevert, niet veranderd.
Mark Masten broek in 75 jaar Vrije Scholen in Nederland september 1998.
De juf
De kleuterklas bij Juf Charlotte zie ik nog altijd haarscherp voor me. De herfsttijd met kastanjemensjes, rood groen goud gevlamde bladeren en dennenappels. Maar vooral de ´boekenkast´, een hoekje met taps aflopende planken, waarop de meest schitterende boeken waren uitgestald. Uren kon je daar wegdromen in de wereld van bessenkinderen en woudwezens. In tegenstelling tot de meeste kinderen kon ik een beetje lezen.
Tijdens het jaar in de kleuterklas veranderden woorden van inhoudsloze lettercombinaties tot iets levends. En dat ging gepaard met een gevoel van euforie. De fascinatie met boeken is er nog steeds en ergens is die verbonden met dat klaslokaal, met de geur van bijenwas, waar ’s winters op advent- ochtenden de kaarsen werden aangestoken.
Jutka Vics (29) Geert Groote School Amsterdam 1998.